Kruiermuseum
Type:
Museum
Stichtingsjaar:
Lidnr:
01007
Zetel:
Oud Gemeentehuis Balen
Straat:
Vaarstraat 29
Gemeente:
2490 Balen
Email:
info@erfgoedbalen.be
Website:
http://www.erfgoedbalen.be
Periodiek:
geen uitgave periodiek
Reknr:
Lidgeld:
Redactie Tel:
014/81 37 73
Redactie:
Vaarstraat 29
2490 Balen
JaarVzw:
Aanpassing:
2012-1-17
Openingsuren:
OPENINGSUREN

○ maandag : van 8u30 tot 12u00 en van 13u00 tot 16u00

○ dinsdag : van 8u30 tot 12u00

○ woensdag en donderdag : van 13u00 tot 16u00

○ 3de donderdag van de maand : 17u30 tot 20u30

○ vrijdag, zaterdag, zon- en feestdagen gesloten

○ buiten de vaste openingsuren kan het museum individueel of in groep bezocht worden,

   elke werkdag of op zaterdag en zondag, na afspraak (5 werkdagen vooraf) op het secretariaat.


EXTRA INFO

De toegang tot het museum is gratis wanneer het om cultuurgerichte activiteiten gaat. Wanneer het bezoek kadert in commercieel opzet, wordt toegangsgeld per persoon gerekend. Bij groepsbezoeken van meer dan 10 personen wordt een gidsenvergoeding aangerekend.

HET OUD GEMEENTEHUIS - DE RAADSZAAL

In september 1994 werd het Oud Gemeentehuis in zijn geheel als volwaardig Kruiermuseum ingehuldigd.

 

Het Oud Gemeentehuis werd gebouwd in 1906-1907 op een gedeelte van de vroegere openbare bleekweide van onze gemeente.
Het gebouw is opgetrokken in neogotische stijl volgens de plannen van Julius Taeymans (1872-1944), provinciaal architect of bouwmeester. Het heeft vele zogenaamde neogotische kenmerken doch ook een hele reeks eigenschappen van hetgeen we terecht kunnen noemen de ‘Taeymans architectuur’.  
De bouwheren waren enerzijds het Gemeentebestuur van Balen met als Burgemeester Alphonsus Maria Ludovicus Dierckx, en anderzijds het Provinciebestuur van Antwerpen met als Gouverneur Fredigandus Patricius Josephus Maria Cogels.
De aannemer was Jozef Horsten uit Wortel.
Op zondag 8 september 1907 had de feestelijke inhuldiging plaats in de vorm van een muziekfestival voor harmonieën, fanfares, symfonieën en zangmaatschappijen. Hieraan namen een 50-tal verenigingen deel; de feestzondag werd afgesloten met een groots vuurwerk.
De dubbele deur in het trapportaal geeft toegang tot de raadszaal met haar typische pitchpine zoldering, grote Vlaamse schouw, Vlaamse kroonluchters en eikenhouten meubilair.
In 1960 werd de raadszaal verfraaid door de aankoop van twee grote schilderijen, voorstellend een kopie van de ‘Boerendans’ van Pieter Breugel (Museum te Wenen) en een tuintafereel uit de 18de eeuw.

HET KRUIERMUSEUM

In het Kruiermuseum krijgen we een beeld van het dagelijks leven in een Kempens dorp, zoals Balen, tijdens het Interbellum (periode 1920-1937).
De Eerste Wereldoorlog had in het dorp voor economische en maatschappelijke veranderingen gezorgd, doch het gewone dagelijkse dorpsleven was er niet ingrijpend door gewijzigd.
Het Interbellum betekende voor onze mensen een periode van relatieve stabiliteit wat zeker niet kan gezegd worden van de jaren voorafgaand aan Wereldoorlog II en daarna, want zoals het vroeger was, zou het nooit meer worden!

Het Kruiermuseum vertelt visueel de levensloop van de Balenaar als het ware van "wieg tot graf'; de nadruk wordt gelegd op datgene wat belangrijk was in het dagelijkse leven:


•    het gemeentehuis dat hem ‘officieel’" begeleidde voor allerlei administratieve geplogenheden:           

     geboorte, militie, huwelijk en dood;


•    de leefkamer waarin hij na noeste arbeid geborgenheid vond bij zijn gezin;


•    de dorpswinkel waar hij voor alles en nog wat terecht kon en waar het sociaal contact werd

     waargemaakt;


•    het klaslokaal waar hij leerde lezen en schrijven;


•    de herberg: de ontmoetingsplaats met anderen, waar hij 's avonds en zeker na een zware werkweek

     op adem kon komen.

Als herinnering aan het "Gasthuis" te Balen, dat in 1936 werd geopend als kliniek, doch vrij vlug evolueerde naar een kinder- en bejaardentehuis, werd één lokaal voorbehouden en met authentiek ‘gasthuismeubilair’ ingericht.

De kijkkasten zijn gevuld met dingen uit het dagelijkse leven: gebruiksvoorwerpen, schoolboeken e.d.
Eén kijkkast is voorbehouden aan de eigen geschiedenis van de Heemkundige Kring van Balen.

Het doel van het Kruiermuseum is de bezoeker in contact te brengen met ons verleden dat van onschatbare waarde is en behouden moet blijven, want eerbied voor ons verleden is een maatstaf voor het heden en een waarborg voor onze toekomst.


DE BALENSE KRUIER

Dit beeld werd in 1987 (gemaakt en) ingehuldigd naar aanleiding van ‘10 jaar Heemkunde te Balen’.
Zoals de volksgeest het wil, is het de weergave van een man die op een kruiwagen de kerk verplaatst (analoog aan de spotnaam van de Balenaren).
Het ventje en de kruiwagen zijn uit blauwgrijze arduin en de kerk uit rode Duitse zandsteen.
Beeldhouwer is Raymond Smets.


DE DORPSWINKEL

In elke dorpskom en op elk gehucht was er wel een klein buurtwinkeltje.
Men verkocht er alles wat er dagdagelijks nodig was. Aan de buitenkant kon je nauwelijks zien dat het een winkel was; de voorkamer werd meestal als winkelruimte gebruikt.
Wanneer men de winkeldeur opende, sloeg onmiddellijk een grote bel alarm. In de buurtwinkeltjes werd naast een ganse reeks kruidenierswaren, textiel en onderhoudsproducten, ook petroleum verkocht; dat kon men bij het binnenkomen meestal wel ruiken.
Op de toonbank stonden de weegschaal en de papierrolhouder. De papieren zakjes hingen aan een koordje achter de toonbank.
Alles werd los verkocht, je kon de hoeveelheid dus zelf bepalen.
Meestal werd een kind uit het gezin op pad gestuurd om boodschappen te doen. Dat gebeurde met een grote velouren of linnen tas. Geld werd niet dikwijls meegegeven; de vrouw des huizes ging eens per week of per veertien dagen betalen; ondertussen werden de verschuldigde bedragen genoteerd in het ‘boekje’.


DE WOONKAMER

Het centrum van het familieleven was ‘het huis’. Er stond meestal een eenvoudige tafel, met evenveel stoelen als het aantal leden van het gezin.
In de tafel was een tafelschuif waarin de lepels, de vorken en het broodmes bewaard werden. Gedurende de dag stond er gewoonlijk een grote ronde pot op tafel, doch 's avonds werd de petroleumlamp erop gezet.
Wat jaren voorheen gebeurde in de 'moos' of bijkeuken verplaatste zich naar de leefkamer; er stond ook een arduinen ‘watersteen’ met of zonder pomp.
De broodkast of schapraai was in ‘het huis’ onmisbaar; gewoonlijk stond er op deze kast een heiligenbeeld of een schouwgarnituur met klokje en zelfs enkele bloemenvazen. In de schapraai werd de
etensvoorraad bewaard alsook de borden, kommen en tassen (of kopjes).
Het zout hing apart naast de schouw, dat moest immers droog bewaard worden.
In het plafond, gewoonlijk dicht bij de stoof (platte buiskachel), hingen meestal de hespen aan een ijzeren haak; ze waren meestal ingepakt in grauw papier en een geruite doek.
Kortom: er is zoveel te zien, te veel om op te noemen.


DE SCHOOL VAN TOEN

Het programma van het lager onderwijs was bij wet vastgelegd: godsdienst, lezen, schrijven, rekenen, het wettig stelsel van maten en gewichten, de Vlaamse taal, aardrijkskunde, de geschiedenis van België, tekenen, gezondheidsleer, zang en gymnastiek, werden onderwezen.
Voor de meisjes kwam daarbij: naaldwerk, huishoudkunde en, in de landelijke gemeenten, voor meisjes en jongens ook enige begrippen van land- en tuinbouw.

De klaslokalen waren sober ingericht: vooraan op een verhoog de "bureau van de meester", dan de trede en vervolgens de banken; oorspronkelijk banken met een schuin schrijfblad en een zitbank zonder leuning, later met leuning. Hierop konden wel vier of vijf leerlingen plaatsnemen. Later kwamen de banken die slechts plaats boden aan twee leerlingen. Vooraan in de klas hing een zwart bord.
De leerlingen schreven op een lei met een griffel; voor schoonschrift gebruikte men pen en schrift. In de bank was een inktpot voorzien, die door de meester werd gevuld. In de klas stond verder nog een kast, met er bovenop meestal een wereldbol, een weegschaal en de inhoudsmaten.
In de kast bovenaan werden de boeken bewaard achter een glazen deur; in het onderste gedeelte van de kast stond de voorraad krijt, inktflessen en nieuwe schrijfboeken.
Eén boekje mochten de kinderen wel mee naar huis nemen: de Mechelse Catechismus. Elke dag moest er een vraag en antwoord uit van buiten geleerd worden, zodat de kinderen met de Plechtige Communie alle vragen en antwoorden uit hun hoofd kenden, behalve de vraag over het huwelijk.
De meester beschikte over heel wat didactisch materiaal om de leerstof aanschouwelijk voor te stellen.


HET GASTHUIS VAN BALEN

Het ‘Gasthuis van Balen’ opende zijn deuren op 24 maart 1936: vier Zusters van de orde van "Sint Vincentius á Paulo" namen er hun intrek.
Talrijke zieken werden opgenomen voor onderzoek, verzorging en heelkundige ingrepen.
Chirurgen waren toen: Dr Goris uit Lommel, Dr Van Damme uit Mol en Dr Vandekerkhof uit Diest. Huisdokters waren: Dr Raedemakers, Dr Alenus, Dr Stuyck en Dr Kemps. E.H. Benjamin Swinnen (1893-1940) en na hem E.H. Karel Frans Reyniers (1869-1954) namen de zielenzorg waar vanaf september 1936 tot 1954.
De onmogelijkheid om in het ziekenhuis een medische permanentie te verzekeren en de minder aangepaste infrastructuur hebben ertoe bijgedragen dat deze kliniek slechts gedurende korte tijd zijn diensten heeft kunnen verlenen aan de bevolking.
In 1942 sloot de Commissie van Openbare Onderstand het gasthuis als kliniek, wat niet belette dat tijdens de verdere duur van de oorlog er nu en dan toch nog mensen medische verzorging kregen.
Als bestemming voor de gebouwen opteerde men voor een bejaarden- en kindertehuis.

De ‘Nonnekens van het Gasthuis’ met, althans in de beginperiode, hun grote zwierige witte kap waren met liefde en zelfverloochening dag en nacht, zondag en werkdag, present en hebben op hun manier een deel van onze Balense geschiedenis geschreven.
De bronzen klok uit de toren van de gasthuiskapel is één van de pronkstukken van het Kruiermuseum.


HET DORPSCAFE

Het dorpscafé was sociaal gezien van grote betekenis als ontmoetingsplaats van Jan en Alleman.
In Balen waren zeer veel cafés, gemiddeld twee tot drie per wijk. De meeste cafés bevonden zich in de ‘voorste kamer’ van de woning.
Cafés in het centrum of degenen waar één of andere vereniging zijn clublokaal had , waren doorgaans wel groter; soms waren ze ook een deel van een grote handelszaak vb. café en kapsalon of café en winkel.
De toog was in die tijd niet zo groot en ook de tafels waren klein en meestal zeshoekig. Speciaal waren wel de tafels voor de kaarters: onder het tafelblad had men dan vier kleine bakjes om de pinten in te zetten.
Op de toog stond de tapkraan, meestal met een pomp, want het bier werd in de kelder opgeslagen om het koel te houden.
Jenever was er ook voorhanden: op of onder de toog.
De verlichting gebeurde met een petroleumlamp en de verwarming met een kleine vertakte kolenstoof.
Een bakje met speelkaarten hing aan de muur alsook een vogelpik. Bij het interieur hoorde ook nog een klok, dit om het sluitingsuur, dat toen reeds van kracht was, te respecteren.
's Zondags was het voor de cafés hoogdag, dan begon het herbergbezoek reeds na de Hoogmis.
Het cafébezoek was wel een mannenaangelegenheid!